Passage
Je schuift de stoel onder de tafel
Je doet de deur achter je dicht
En je wandelt door de stad
Met een lach op je gezicht
Iemand vraagt je naar een straatnaam
Iemand vraagt je naar de tijd
En je ziet jezelf In een winkelraam passeren
En voor je ’t weet ben je voorbij
Je moet niet leven voor de toekomst
Je moet leven voor wat is
Soms wordt je geraakt en soms wordt je gemist
Dus je laat jezelf vallen
In de armen van tijd
En je leeft tot op de bodem
Want voor je ’t weet ben je voorbij
________________ __ Refrein
En je wandelt door een oude stad
En je weet niet wat je mist
En opeens slaat daar de bliksem in
Terwijl de hemel helder is
Het is een vrouw die door je heen kijkt
En opeens ben je de weg kwijt
En al sla je op de vlucht, je weet
Er is geen weg terug
Dus je gaat voor haar door het vuur
En je smelt totdat je stroomt
En je kent de weg naar huis wel
Maar wilt niet weten waar je woont
En je prijst jezelf gelukkig
Want het had anders kunnen zijn
En je ziet jezelf passeren in haar ogen
En je denkt
Dit gaat nooit voorbij
Jij gaat nooit voorbij
Wij gaan nooit voorbij